Vrijdag 8 december

Tegen half elf kwam er een telefoontje dat de auto in Geesteren was gearriveerd, dus de IJssel over. In orde! Wij gingen op de fiets naar Geesteren en daar begon onze zegetocht. Aan deze betiteling is niks overdrevens. In Geesteren was het bij de verzamelplaats precies een markt. De boeren reden onafgebroken af en aan. Al spoedig bleek dat wij alleen al uit Geesteren de auto vol zouden krijgen. Daarom hebben we de aardappels laten liggen. De mensen gaven ook veel pakjes mee. Dat was wel lastig, maar we moesten ze wel meenemen als tegenprestatie. Het was in één woord geweldig! En bijna niemand wilde betaald worden. We hadden honderden guldens bij ons, maar we zijn maar 60 gulden kwijtgeraakt.

’s Middags hebben we bij familie van Bernard gegeten, vooroorlogs. Ze hadden ook enkele evacués zodat wij met de chauffeurs mee die middag met twintig man aan tafel zaten. Alles ging even vlot en loyaal. Hulde aan de familie Hemmer die de actie in Geesteren geleid heeft. We kregen als passagier nog de kapelaan van Geesteren mee, die uit Schalkwijk komt. Toen hij hoorde dat we de volgende week weer zouden terugkomen, vroeg hij om mee te mogen. Wij vonden alles best, maar dan moest hij in Deventer bij de brug wel even “duiken”.

Woensdag 20 december

Even voor Deventer werd onze wagen aangehouden; bij ons achterop werden twee fietsen gesmeten. We kregen ze zo boven op ons. Bernard zat met een stuur op zijn buik en raderen op zijn benen, de man naast me met een stuur op zijn bovenbeen. Op de fietsen ging een Duitse soldaat zitten, en op de rand van de wagen ging een man in burgerkleding zitten.

Onze chauffeur wilde ze eerst niet meenemen, maar de man in burger maakte zich bekend als iemand van het rijkscommissariaat en hij moest meerijden. Op onze protesten antwoordde hij, dat als we niet gauw stil waren hij ons eraf zou laten zetten. Want hij was van het rijkscommissariaat. Dat heeft hij wel honderdmaal gezegd.

Afijn, we lieten het maar zo. Later tussen Deventer en Twello werd hij kalmer en maakte hij enigszins zijn excuus. Hij vertelde dat hij op last van meneer Seijss de grotere steden af moest om de minimumbehoefte aan levensmiddelen op te nemen. Hij zei dat hij het al voor elkaar had, dat er ´s nachts enige treinen zouden rijden met Hollands personeel voor de voedselvoorziening. Hij moest alles per fiets doen en had een zeer been. Daarom wilde hij graag meerijden tot Amersfoort. Het was allemaal goed en best, al geloofden wij er niet veel van. En we vertrouwden hem nog minder, want hij was van het rijkscommissariaat en dus een NSB’er. Er werd achterop de treiler dan ook niet meer gesproken.

Zaterdag 27 januari 1945

Het vriest en er liggen hopen sneeuw. We hebben besloten om morgen maar niet te preken, want de kerk is een ijskelder. Ik heb dus weer even tijd. Woensdag 24 januari is Bernard thuisgekomen, op de fiets. Op de hoofdwegen was de sneeuw platgereden, dus het ging. Wat hij vertelde over het "trekkersleed” tart alle beschrijving. Deze week heb ik nog van een katholieke rechercheur gehoord dat ze al een paar keer waren opgebeld op het politiebureau om aan een familie het doodsbericht over te brengen van een familielid. Een familielid dat ergens in het oosten of het noorden van het land van uitputting gestorven is, op weg naar voedsel.

Bernard heeft met veel succes gewerkt in de omgeving van Raalte, Luttenberg, Liederholthuis, Heino en Mariënheem. Die vracht is inmiddels al gearriveerd en de uitdeling ervan is al beschreven. Hij had al van het lamleggen van het IKO gehoord en dus ook dat zijn actie voor onze parochie niet kon doorgaan. Op verzoek van het IKO-comité hier in Utrecht zal hij een maand naar Twente gaan om daar de actie groots aan te pakken, maar dan voor heel Utrecht

Woensdag 14 februari 1945

Officieel huisbezoek doen we niet meer, maar we lopen maar. 's Morgens ligt meestal de bus vol met allerlei briefjes vol jammerklachten. En dan maar op pad om de mensen moed in te spreken en uit te leggen dat we toch heus niets kunnen doen. Ben je een half uur thuis, dan zit je onafgebroken in de spreekkamer met hetzelfde programma.

Kom je bij de mensen thuis, dan zie je niets dan ellende. Kinderen die voortdurend schreien van honger, kleine kinderen, baby' s die met de dag vermageren. Men huist in de keuken waar een ondraaglijke stank hangt van de rommel die gestookt wordt, van het rot-eten van de gaarkeuken dat opgewarmd wordt. En dat bij de deftigste gezinnen. Moedeloze mensen, wanhopige moeders, mokkende en opstandige vaders. Ik ben door de jeugdbeweging veel met jongens omgegaan, vooral in de groeijaren. Ik heb altijd met graagte onder hen gewerkt. Maar nu zie je niets dan skeletten, met moedeloze en doffe ogen: dag in dag uit het knagende gevoel van niet te verzadigen honger!

Donderdag 3 mei 1945

Ik was gistermorgen tegen elf uur bij een tuinder over de Keulse Vaart (nog net in onze parochie vlak bij de fabriek van Jongerius) en probeerde nog wat inlandse tabak los te krijgen. Opeens kwam de oudste jongen buiten adem naar binnen lopen en vertelde stotterend - van emotie kon hij bijna geen woord uitbrengen - “De vliegtuigen zijn er”. Wij vlogen naar buiten en daar zagen wij vlak boven ons hoofd de verkenners. Direct daarop volgden de 4-motorige Lancasters op een hoogte van een paar honderd meter, dus heel goed zichtbaar. Zelfs de piloten konden we zien wuiven. De eerste groep liet de pakketten vallen op een wei achter het huis waar ik was. Ik heb het dus heel goed kunnen zien.

Het afwerpen daar was een vergissing, maar direct was het terrein afgezet door personeel van Jongerius. Een ogenblik later zagen we het personeel met de pakketten sjouwen: een man had er genoeg vracht aan. Vandaag heb ik gehoord dat de pakketten zo’n 20 tot 50 kilo wegen. Daar kwamen weer andere groepen aan denderen, nog lager. Ook deze lieten de pakketten verkeerd vallen, maar weer kwamen zij in goede handen. Een paar vielen er in de Markthaven; het water spoot huizenhoog. Ik heb vandaag gehoord dat deze pakketten heelhuids zijn opgevist. Toen weer andere groepen en die bereikten het afgesproken terrein aan de Vleutenseweg.

Het was een onvergetelijk gezicht. De gevreesde bommenwerpers die nu ongeveer vijf jaar lang dood en verderf hebben gezaaid in Duitsland en in de door Duitsland bezette landen. En nu…..vredeswerk, voedselvoorziening. En dat…..terwijl de mof hier nog heerst en regeert. Het grijpt aan; ik zag verschillende mensen huilen. De hele kade langs de Keulse Vaart stond zwart van de mensen. Onze hele wijk was uitgelopen. Wat over de radio al was gezegd over Den Haag zag ik ook hier gebeuren; in een ommezien verschenen overal witte zakdoeken, lakens en servetten etc. Het enthousiasme over de bevrijding kan, dunkt me, niet groter zijn. En dat…terwijl Duitse soldaten met vertrokken gezichten komen langsfietsen of -lopen. Ja het is een gekke oorlog. De laatste fase tart elke beschrijving. Als de vliegtuigen komen, hoor je overal gejuich; als ze echter het (afwerp)terrein naderen volgt een gespannen stilte. Dan zien we een luik openvallen en de pakketten dwarrelen als sneeuwvlokken naar beneden. Donderend gejuich!